Als onderzoeker Karl van Scherzer zich halverwege de negentiende eeuw in de regenwouden van Colombia waagt, doet hij een bijzondere ontdekking. Een plant met donkergroen blad en grote schutbladen in een donkerrode kleur. En midden in die schutbladen rijst een kolf omhoog, de eigenlijke bloem. De Oostenrijker weet meteen dat hij iets unieks in handen heeft.
Ook al behoort de anthurium tot de aronskelkfamilie, nog altijd is het uiterlijk iets wat met geen enkele andere plant - of bloem - te vergelijken is. Het verklaart meteen waarom de anthurium al zo lang populair is. Ook doordat veredelaars niet stil hebben gezeten. Het assortiment is uitgegroeid tot meer dan 600 variëteiten.
En nog altijd komen er nieuwe soorten bij. Kleuren kregen uitbreiding, met naast rood ook roze, paars, wit en oranje. Er kwamen anthuriums met een tweekleurig blad. De bloemvorm veranderde naar smaller en langwerpig, planten werden compacter. Zo groeide het assortiment ook in potmaten.
Een populaire kamerplant
Daardoor is de anthurium anderhalve eeuw na haar ontdekking nog onverminderd populair. Als snijbloem is het een blikvanger in boeketten, maar vooral als kamerplant is de anthurium in trek. Het exotische uiterlijk is nog altijd een herinnering aan de gebieden die onze nieuwsgierigheid opwekken: ondoordringbare regenwouden, de onherbergzame streken aan de randen van het Andesgebergte in Zuid-Amerika.
Kleinere potmaten vinden hun weg naar Scandinavische landen, grotere formaten naar het zuiden, waar de anthurium met gemak buiten kan staan.
Zo ontoegankelijk als de vindplaatsen zijn, zo vriendelijk is diezelfde anthurium in de omgang. Het is zelfs een van de makkelijkst houdbare kamerplanten én langst bloeiende ooit. Hoe je dat doet lees je hier.